U hebt een WGA-uitkering en u gaat werken. Uw inkomen is dan altijd hoger dan wanneer u niet zou werken.
Er zijn 3 verschillende WGA-uitkeringen: de loongerelateerde WGA-uitkering, de loonaanvulling en de vervolguitkering. De gevolgen voor uw inkomen als u gaat werken verschillen per uitkering.
1. Loongerelateerde uitkering
Bij een loongerelateerde WGA-uitkering krijgt u als u niet werkt 70% van uw laatstverdiende loon. Dat is het loon dat u verdiende in het jaar voordat u ziek werd. Gaat u werken, dan ontvangt u naast het loon dat u verdient nog 70% van het verschil tussen uw laatstverdiende en uw nieuwe loon.
Let op: als u na 1 januari 2008 voor het eerst een WGA-uitkering ontvangt, dan is de loongerelateerde uitkering de eerste 2 maanden 75% van uw laatstverdiende loon.
Rekenvoorbeeld
- Stel u verdiende in het jaar voordat u ziek werd €1200 per maand (laatstverdiende loon).
- U krijgt een loongerelateerde WGA-uitkering.
Als u niet werkt krijgt u 70% van €1200 = €840.
Stel u vindt een nieuwe baan waarmee u €400 verdient.
Als u wél werkt krijgt u een WGA-uitkering ter hoogte van 70% van het verschil tussen uw oude loon (€1200) en uw nieuwe loon (€400) = 70% van €800 = €560. Uw totale inkomen is dan €400 + €560 = €960.
2. Loonaanvulling of vervolguitkering
Bij een loonaanvullings- of vervolguitkering wordt per maand gekeken, welke uitkering u krijgt. Verdient u minder dan 50% van wat u volgens het UWV nog kunt verdienen (verdiencapaciteit), dan krijgt u een vervolguitkering. Verdient u meer dan 50% van uw verdiencapaciteit? Dan krijgt u een loonaanvullingsuitkering.
Let op: bent u 80-100% arbeidsongeschikt? Dan krijgt u altijd een loonaanvullingsuitkering. Het maakt dan niet uit hoeveel u verdient.
Rekenvoorbeeld
- Stel u verdiende in het jaar voordat u ziek werd €1200 per maand (laatstverdiende loon).
- Volgens het UWV kunt u in theorie nog €600 verdienen (verdiencapaciteit).
Om te bepalen welke uitkering u krijgt, wordt gekeken of u minimaal 50% van uw verdiencapaciteit verdient. In dit rekenvoorbeeld 50% van €600 = €300
Loonaanvullingsuitkering
Stel u vindt een baan waarmee u nog €300 kunt verdienen. Dat is precies 50% van uw verdiencapaciteit. U krijgt daarom een loonaanvullingsuitkering.
In dat geval krijgt u naast uw loon een uitkering van 70% van het verschil tussen uw laatstverdiende loon (€1200) en wat u in theorie nog kunt verdienen (€600). In dit rekenvoorbeeld dus:
€300 + 70% van €1200 - €600 = €720
Vindt u geen baan voor 50% van uw verdiencapaciteit? Bijvoorbeeld als u in dit rekenvoorbeeld maar €250 verdient. Dan krijgt u een vervolguitkering.
3. Vervolguitkering
Bij een vervolguitkering ontvangt u naast het loon dat u verdient een uitkering gebaseerd op een percentage van het minimumloon. De hoogte van het percentage hangt af van uw arbeidsongeschiktheidsklasse.
- Stel u verdiende in het jaar voordat u ziek werd €1200 per maand (laatstverdiende loon).
- Volgens het UWV kunt u in theorie nog €600 verdienen (verdiencapaciteit).
Stel u verdient €250 en u bent 50% arbeidsongeschikt. Dan valt u in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%. U krijgt dan een uitkering van 35% van het minimumloon (netto 1129), oftewel €395,15.
Uw inkomen is dan €250 + €395,15 = €645,15
Arbeidsongeschiktheidsklasse | Percentage van het minimumloon |
---|---|
35-45 % | 28% |
45-55% | 35% |
55-65% | 42% |
65-80% | 50,75% |