Vóór 1998 gold de AAW, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. Daarna kwamen verschillende Wajong-wetten met elk hun eigen kenmerken en regels.
De Wajong-wetten worden uitgevoerd door UWV, de Participatiewet door de diverse Gemeenten van Nederland.
Nederland kent dus drie Wajong-regelingen. Met drie verschillende regelingen en verschillen in rechten en plichten tussen deze regelingen, is de Wajong erg complex. Daarbij loont werken in sommige gevallen niet altijd; kan werken leiden tot het verlies van het Wajong-recht ,en kan de Wajong een financiële drempel opwerpen om te gaan studeren.
Om deze knelpunten weg te nemen, en om meer eenheid te krijgen in de verschillende Wajong-wetten, is in mei 2020 de Wet Vereenvoudiging Wajong aangenomen.
Als u vóór 1 januari 2010 een uitkering heeft aangevraagd en gekregen, valt u onder de oude Wajong (oWajong). De oWajong is vooral gericht op inkomensondersteuning. Ondersteuning bij re-integratie is mogelijk op initiatief van de Wajonger.
De oWajong maakt onderscheid in de mate van arbeidsongeschiktheid. Het kent de volgende arbeidsongeschiktheids klassen, met daaraan gekoppeld de hoogte van de uitkering.:
Mensen die minder dan 25% arbeidsongeschikt zijn kunnen geen beroep doen op de Wajong-uitkering. Mensen die tussen 25% en 80% arbeidsongeschikt zijn kunnen een beroep doen op een deel van de Wajong-uitkering. Mensen die meer dan 80% arbeidsongeschikt zijn hebben recht op de volledige Wajong-uitkering. De volledige Wajong-uitkering bedraagt 75% van het wettelijk minimumloon.
Verdere kenmerken van oWajong zijn: de arbeidsongeschiktheids klasse is van invloed op de verrekening van inkomsten uit arbeid, studeren kan met behoud van volledige uitkering en het recht op herleving van het Wajong-recht tot 5 jaar na beëindiging.
Als u tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015 een uitkering heeft aangevraagd, valt u onder Wajong 2010. Er ligt hier meer nadruk op het vinden en behouden van werk, en minder op de uitkering. Re-integreren is dan ook een verplichting en een passend werk aanbod mag niet worden geweigerd.
In de Wajong 2010 is er geen onderscheid meer tussen de verschillende arbeidsongeschiktheidsklassen. Alleen als u minder dan 75% het wettelijk minimumloon kunt verdienen (dit wordt het maatmaninkomen genoemd), is er recht op een Wajong-uitkering. Er wordt wel nog onderscheid gemaakt tussen Wajongers die volledig èn duurzaam arbeidsongeschikt zijn, en die met arbeidsvermogen (nu of in de toekomst). En dat onderscheid vertaalt zich in de hoogte van de uitkering: 70% van het wettelijk minimum loon bij arbeidsvermogen en 75% bij Duurzaam Geen Arbeidsvermogen.
Verdere verschillen met de oWajong zijn: verlaging van de uitkering bij studie en herleving van het Wajong-recht wordt beperkt tot 1 jaar.
Per 1 januari 2015 kan een jonggehandicapte alleen nog maar in aanmerking komen voor de Wajong2015. Deze heeft twee belangrijke kenmerken:
De uitkering bedraagt 75% van het wettelijk minimumloon en loopt door tot uw AOW-gerechtigde leeftijd. Studeren wordt beoordeeld als het hebben van arbeidsvermogen en kan niet samengaan met Wajong2015.
De aanvraag voor een Wajong2015 start met een Beoordeling Arbeidsvermogen bij UWV.